Taal is zo vanzelfsprekend dat we haar functie vergeten en er misbruik van maken. Wie niet of in beperkte mate over dat instrument beschikt, ervaart een beperking. Het beladen begrip ‘doofstom’ voor mensen die doof zijn en daarnaast niet of slecht verstaanbaar kunnen spreken, roept een zeker medelijden op. Blinden en doven kunnen slechts gedeeltelijk van het communicatiemiddel gebruikmaken, ook al zijn er hulpmiddelen. Ooit bedacht dat doofheid ook aan u toegeschreven wordt, wanneer u helemaal niet ingaat op wat een medemens u tracht te verduidelijken? Mogelijk ervaren mijn huisgenoten mij ook wel eens als ‘deaf and dumb’. Sorry.
Een taal leer je. Leren doe je met behulp van taal. De baby maakt onbewust zijn eerste babygeluidjes. 2,5 jaar later praat uw peuter de hele dag door, begrijpt hij heel veel en beschikt hij al over een woordenschat van 500 woorden. Dat ontwikkelingsproces voltrekt zich dankzij de input van en de communicatie met zijn omgeving. Papa, mama, de broers en zussen spelen dus een primordiale rol. Het zal u dan ook niet verwonderen dat het kind de taal van zijn milieu spreekt en ook de variant die gehanteerd wordt, misschien wel een tussentaaltje of een dialect. Een gezin waar intensief gecommuniceerd wordt, functioneert als een ideale voedingsbodem voor de verdere taalontwikkeling. In een zwijgzaam gezin zijn de stimuli beperkter en hoeft het kind niet verweten te worden dat het ‘stil’ is. Vervelend in een samenleving waar vlotte praters de eerste viool spelen.
Taleninstituten, die als paddenstoelen uit de grond schieten, dwepen ermee dat je 480 uur nodig hebt voor het verwerven van de basisvaardigheid van een verwante taal (bv. een Nederlander die Duits leert) en 720 uur voor die van een niet-verwante taal (bv. een Vlaming leert Portugees). Taalleraren lachen dit weg en vertellen weleens dat een nieuwkomer die op zijn 12 jaar immigreert, 6 jaar nodig heeft om talig te functioneren zoals zijn leeftijdsgenoten. Dat is dan niet het resultaat van een digitale cursus of een studieboek, maar van dagelijkse interactie met taalgebruikers, ook wel ‘een taalbad’ genoemd. Dus niet: zitten te luisteren naar een leraar die alles uitlegt, maar communiceren op een zo breed mogelijk platform, met vallen en opstaan.
Actief in NT2-projecten (Nederlands tweede taal) en studiecoaching stel ik vast dat talloze jongeren met leerproblemen kampen door een gebrekkige taalkennis. Wat is het effect hiervan op diverse vakken zoals geschiedenis en aardrijkskunde? Ze begrijpen de leraar moeilijk, ze verdwalen in het schoolboek, ze verstaan de examenvragen niet en kunnen zich nauwelijks uitdrukken. Slechte cijfers dus en vooral foute diagnoses. Waarom zou zo’n kind per se bv. concentratiestoornissen hebben of afasie? Laten we reddingsacties op touw zetten om hun talige basisvaardigheden bij te spijkeren.
Wees in dit xenofobe land zacht en geduldig voor al die mensen met een vreemde moedertaal. Stel u voor wat er zou gebeuren, als u zou verblijven in een ver werelddeel, waar niemand een taal begrijpt die u machtig bent. Dat wordt zoeken en tasten. Tolerantie gewenst ook bij werkgevers die geen raad weten met werkwillige kandidaten die slechts de eerste stappen in het Nederlands hebben gezet. Zie het als een moeizaam proces waaraan u zélf kan bijdragen. Het kan jaren duren. Beoordeel hen op wat ze wél kunnen, kennen en zijn.
Marc van Riel
“De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.” (anoniem)