Radius: Off
Radius:
km Set radius for geolocation
Search

Tipsy-route – Mortsel november 2022

Tipsy-route – Mortsel november 2022
Mortsel

Op zoek naar ons industriële verleden

In 1955 bracht de uitgeverij Van Goethem de officiële gids voor Mortsel uit. De Lieven Gevaertschool stelde het drukwerk samen. Internet bestond niet. De gids bleef een handig naslagwerk voor elke inwoner. Mortsel was 779 ha 34 a en 94 ca groot en maakte deel uit van het kieskanton Berchem. Het was een ‘plezante’ gemeente met 10 officiële kermissen, een jaarmarkt en elke week een marktdag. Burgemeester Arthur Lamens woonde aan de Nieuwelei. Gedurende twaalf jaar behartigde hij de belangen van de gemeente. In 1954 telde de gemeente 20418 inwoners en 4606 woningen. Mortsel had 10 (feest)zalen en 7 pleinen. Je ging naar de film in Cinema Allsopp’s, zaal H. Familia of Cinema Star. Twintig kunstenaars leefden in Mortsel, waaronder tekenaars, schilders, letterkundigen, toondichters, beeldhouwers en illustrators. Toen al was het een gemeente met een bijzonder sterk verenigingsleven. Je kon er in groepsverband biljarten, voetballen, tennissen, turnen, schaken, zingen, films of foto’s maken. 54 ondernemingen zorgden voor de economische bloei. Je vond er metaalbouw, ijzer- en staalverwerking, aluminiumgieterijen, houthandels, pantoffel- en speelgoedfabriekjes, brouwerijen, diamantslijperijen, vleeswaren- en conservenfabrieken, mouterijen, maalderijen, kaas-, ketel- en radiatorfabrikanten, bouwers van bakkerijovens. De slager had in Mortsel zijn darmen- of vellenfabriek. Kasten in metaal werden gemaakt. Er werd gepolierd, vernikkeld, gechromeerd, gebronzeerd. Auto’s van wereldklasse kregen hun koetswerk in onze gemeente. Terreinwagens werden gebouwd. Luchterfabrikanten veroverden de wereld. Wie Mortsel zegt, denkt niet alleen aan ‘de-stad-in-de-stad’ met ‘Gevaert Photo-Producten’, maar ook aan eenvoudige ondernemers, die mee aan de basis liggen van een rijk industrieel verleden.

Brouwer-duivenmelker-burgemeester Jos Hermans

“Bij de benadering van het industriële erfgoed vertellen we te weinig het verhaal van de kleine bedrijven, hun creativiteit en de innoverende producten die ze maakten. Daarmee gaan we voorbij aan wat een typisch verschijnsel in Vlaanderen was en een groot deel van onze industriële en technische geschiedenis. Het is belangrijk dat verhalen als dat van de speelgoedfabriek in Mortsel verteld worden” (Adriaan Linters, voorzitter Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw Vlaanderen – Brussel).

Met deze nieuwe sneukelroute gaan we op zoek naar die verdwenen producent van bakkerij-ovens, dat kaasfabriekje in Mortsel-dorp, het ‘Vellenkot’ van H. Geyskens aan de Van Dyckstraat. Met Ivo Michiels bezoeken we Gevaert, de stad in de stad. Industriële gebouwen werden kunstencentra, brouwerijen werden omgebouwd tot prestigieuze lofts met respect voor ons verleden. Op het einde van de tocht krijgt de lezer opnieuw een fotopuzzel met dertien foto’s in een dozijn. Er zit dus weer een vreemde eend in de bijt. Aan de lezer om die foto aan te duiden die niet in onze stad werd genomen en het antwoord door te sturen naar dirk.brentjens@telenet.be. Misschien win je wel een Tipsy-biertje. Je wordt persoonlijk verwittigd als je bij de gelukkigen bent.

De Populieren: het bruggenhoofd van de brouwerij ‘Chasse-Royale’ in Oudergem

We kruipen op het duivenhok van burgemeester-brouwer-duivenmelker Jos Hermans en overschouwen de stad. In 1955 had Mortsel nog een mouterij-maalderij en drie brouwerijen: De Populieren en de brouwerij van de Gebroeders Hermans aan de Antwerpsestraat, de brouwerij Schelkens aan de Sint-Benedictusstraat. Wie naar de Floris de Cuijperstraat wandelt, ontdekt nog de mooi gerestaureerde woning van de meester-brouwer. Het binnenplein van de brouwerij herinnert nog aan de brouwerijen die hier vroeger gevestigd waren. Onder hetzelfde dak vond je immers meerdere ondernemers die zich bezighielden met brouwen en verdelen van bier. De Populieren was het bruggenhoofd van de brouwerij ‘Chasse-Royale’ in Oudergem. In Mortsel werd bier van hoge gisting gebrouwen, de zgn. ‘spécials’. Dankzij de ondernemingszin van de familie Verbruggen groeide De Populieren uit tot één van de meest toonaangevende brouwerijen uit de streek. 80 mensen werkten er. In haar stallen stonden 35 prachtige paarden.

Het Deurneleitje is vlakbij. De schoorsteen van Gevaert speelt verstoppertje achter nieuwe muurschilderingen in onze stad. Wie kent nog de gebouwen van de eerste technische school in Mortsel? Young’s is een professionele keukenbouwer. Wie door dit leitje kuiert, ontdekt de historische gelaagdheid van de stad.

Het gedeelte van de Deurnestraat tussen de Antwerpsestraat en de Ter Varentstraat werd pas in 1888 aangelegd met een breedte van 3,5 meter. Toen Andreas Provo, de Mortselse stamvader van de familie, zich hier kwam vestigen, was er nog niet veel gebouwd in de straat. Andreas was smid aan de Antwerpse dokken, maar zag meer toekomst in de diamantsector. De man kon amper lezen of schrijven, maar werd een van de eerste leden van de diamantclub van Antwerpen. Zijn eerste werkhuis werd aan de Deurnestraat geopend. Tegenover de diamantslijperij lag er een groot stuk braakliggend terrein, waar de vier zonen samen met de werklui konden voetballen. De slijperij floreerde: er werkten 20 mannen en vrouwen beneden in het werkhuis en op zolder, die als tweede werkruimte werd ingericht. Slijpers, snijdsters en verstellers maakten er rozen, schilden: allemaal steentjes met een vlakke achterkant. Een versteller is een diamantbewerker die de taak heeft de diamant, die geslepen wordt, in een tang zó vast te zetten dat de slijper het nieuwe facet van de diamant op de juiste plaats kan slijpen. Na 1920 door de opkomst van de briljant, kon het bedrijf de concurrentie niet meer aan.

Het Deurneleitje, een ontdekking

Het Deurneleitje, een ontdekking

De kleinzoon van Andreas Provo, kleine André genoemd, had een technische knobbel. Hij stak radio’s in elkaar, was een goed amateurfotograaf en hield van verre fietstochten. Ooit fietste hij moederziel alleen van Marseille naar Antwerpen. Geen wonder dat hij lid was van de Touring Club. Daar ontmoette hij Lea Eggermont. Zij huwden in 1942 in volle oorlogstijd en op 25 oktober werd zoon Paul geboren.

De oorlog bleef duren. Geld raakte op. André en Lea zochten naar middelen om iets bij te verdienen. Op een avond eind 1943 trok het jonge gezin naar de Grand Bazar in Antwerpen. André en Lea wilden er ideeën opdoen om speelgoed voor hun zoontje te maken. Speelgoed was erg duur. Dus wilden ze het zelf maken: een bobby op wieltjes (red. een speelgoedwagentje op wieltjes). Ze hadden er een hele week aan gewerkt. Handige André gebruikte een oude motor uit de diamantslijperij, koppelde die aan een oude slijpsteen, voorzag deze van ‘pinnen’ en stak zijn eerste draaibank in elkaar. De bobby werd gevuld met diertjes, die André voor zijn zoon had gemaakt. Lea trok ermee naar de Brederodestraat in Antwerpen. Zij zette de beestjes op de toonbank en kreeg onmiddellijk een proefbestelling. Ze vroeg twintig frank voor de bobby, maar de winkelier verkocht hem voor zestig frank! Zo begon in Mortsel het speelgoedverhaal!

Gevaert, een stad in een stad

De geschiedenis van een onderneming wordt niet alleen geschreven in jaarverslagen en archiefstukken, maar ook in haar architectuur. Werkhuizen, straten en bureauwoningen vormen een historische bron. Een fabriek is als een document, geprojecteerd tegen een tijdsdecor. Het gebouw vertelt ons iets over de cultuur van het bedrijf. Wie langs de gebouwen van Gevaert wandelt, ontdekt al vlug een boeiend panorama met een architecturale stijlevolutie.

Dat Lieven Gevaert in 1897 zijn bedrijf wilde uitbreiden in de periferie van Antwerpen lag voor de hand. Daar vond de jonge industrieel immers zuivere lucht, zuiver water en mankracht. Voor Lieven Gevaert waren de eerste terreinen aan de ‘Kerkstraat’ (nu Heilig Kruisstraat) voortreffelijk gelegen in het centrum van de gemeente. In de jaren 1897-1904 verschoof het centrum van de oude dorpskom (Mortsel-dorp) naar Oude-God vlak bij de grote verkeersaders naar Antwerpen, Mechelen, Brussel en Lier en in de buurt van het spoorwegstation Oude-God.

Gevaert, een stad in een stad

De fabriek mocht dan oorspronkelijk een primitieve kern hebben, de constructie van een doelmatig en representatief kantoorgebouw drong zich op. De hal van het hoofdkantoorgebouw werd in art-decostijl opgetrokken met glas-in-loodramen. De arduinen onderbouw valt op, samen met de muurvlakken in natuursteen en de middenpartij van vijf traveeën met gebroken kroonlijst en het opschrift Gevaert. De gevel en voornamelijk de ingang werden versierd met art-deco-ornamenten.

De rijtuigmakerij in de bossen van Luithagen

Minerva is een begrip in de autowereld. In het begin van de 20ste eeuw was het een Belgisch motor-, fiets- en automerk. De merknaam Minerva verwijst naar de Romeinse godin van de wijsheid en de kunsten. Het bedrijf was gevestigd aan de Karel Oomsstraat in Antwerpen en in 1897 produceerde het al snel 200 fietsen per week.

Op 26 augustus 1921 kreeg de naamloze vennootschap Minerva Motors de toestemming van het College van Burgemeester en Schepenen van Mortsel om in de bossen van Luithagen een rijtuigmakerij met elektrische motoren, een houtzagerij, een houtdrogerij en twee stoomketels te bouwen. In 1922 kregen de auto’s voor het eerst het iconische radiatorornament met het hoofd van de Romeinse godin Minerva, ontworpen door Pierre de Soete.

De mooie MINERVA-toegangspoort wordt geflankeerd door twee wachthuisjes. Achter de poort zien we uiterst links de elektriciteitscabine, met ernaast de productiehallen met hun opvallende zaagtanddaken, typisch voor industriële gebouwen uit die periode. Merk op dat het, bijna verticale dakgedeelte zo goed als volledig uit grote glaspanelen bestaat, methode waarmee men een maximum aan natuurlijk licht in de ateliers kreeg. De open loods rechts naast de ateliers is de droogeenheid waar de voorraad houten balken ligt opgestapeld. Achter de loods zien we het dak en de schoorsteen van de droogoven. Het was inderdaad nog de periode waarin koetswerken werden opgebouwd uit een houten geraamte waarop dan metalen panelen werden bevestigd. Het gebouw uiterst rechts is waarschijnlijk de gieterij-smederij waar beslag zoals deurklinken, deurscharnieren e. d. werd gemaakt.

De rijtuigmakerij in de bossen van Luithagen

Ovens voor onze koekjesbakkers

Biscuiterie Jespers lag erg strategisch op een knooppunt van belangrijke invalswegen vlak bij de Antwerpsestraat en de Vredebaan. Dat was belangrijk voor het transport van grondstoffen, afgewerkte producten en de levering van industriële snij-, kneed- en spuitmachines, verpakkingstoestellen en ovens. Machines kwamen uit Oostenrijk, maar ook uit Mortsel. De firma Ooms uit Mortsel bouwde verschillende machines voor de koekjesfabriek. Het bedrijf Verbert verzorgde het transport.

Charles Peeters was de proefbakker in de fabriek Jespers. Hij creëerde vaste en malse deeg, wafeldeeg en korstdeeg, vloeibare deeg en eierdeeg. Met het vaste deeg maakte hij droge biscuits, zoals petit beurre, de soldatenkoek en het kinderkoekje. De zandkoekjes werden gemaakt met het malse deeg. Je mengde dan gelijke hoeveelheden bloem, suiker en vetstoffen. Verving je de witte suiker door bruine en voegde je een snuifje kaneel toe, dan had je lekkere speculaas. Voegde je bij het malse deeg eieren, dan kreeg je een beslag voor wafels. Korstdeeg is arm aan bloem en rijk aan suiker en vetstoffen. Zo maakte je dan weer je amandelkoekjes en kleine taartjes. Vloeibaar deeg bevat veel water en bloem en weinig of geen suiker of vet. Met vloeibaar deeg maakte je gevulde wafeltjes. Gebruikte je veel eieren en weinig en soms geen bloem, dan had je eierdeeg, goed voor boudoirs, lepelbiscuits en allerlei soorten biscuits.

Bandoven Ooms uit de Heirbaan

Het mosterdfabriekje van Mortsel trok naar Ronse

In 1905 was Frans Louis Van Camp postmeester in Mortsel. Als bijverdienste begint hij met het pekelen van groenten: bloemkool, augurken, zilveruitjes, … Hij legt ze nadien in in een ‘Indische kerriemosterdsaus’ die hij importeert uit Engeland. Het bereiden van pickles wordt al vlug zijn hoofdberoep.

Het bedrijf ‘Van Camp’ krijgt een Engels-klinkende naam en wordt Camp’s, een begrip in de regio, gevestigd aan de Van Peborghlei 42. Iedereen uit het gezin wordt ingezet. Vooral tijdens het seizoen wanneer massa’s groenten worden aangevoerd en verwerkt. Het pekelen en inleggen van groenten is duidelijk een arbeidsintensieve bezigheid. Er komt dus extra werkvolk.

In april 1943 wordt ‘de mosterdfabriek’ vernietigd door het bombardement op ‘de Erla’. Er valt één dode te betreuren bij het personeel: juffrouw J. Torfs (1927-1943). Ze heeft zich niet tijdig in de schuilkelders kunnen verbergen. Frans Van Camp meldt dit in een brief aan het toenmalige gemeentebestuur. Na de oorlog wordt het bedrijf opnieuw opgebouwd en opgestart. De zonen van Frans, Albert en Robert Van Camp, beheren de zaak nog tot 1972 om dan te verhuizen naar Ronse. Daar zit het bedrijf dichter bij de grondstoffen en de vele klanten uit het zuidoosten van West-Vlaanderen. Het gebouw in Mortsel werd te klein.

De mosterdpot van L. Van Camp

Bij Darmico, Geyskens en Reco kocht je darmen

Vellenfabriekjes vond je overal in de nabijheid van slachtplekken, slagers en huisslacht. Omdat kunstdarm nog niet bestond, moest voor de worstenproductie veel darm worden behandeld voor de lokale afzet, een soort circulaire economie zeg maar. Er waren vooral darmen van varkens, geiten en schapen beschikbaar. Veel spoelen en opleggen in zout, geen hogere wiskunde … Belangrijk is dat de darm op de juiste manier werd gevouwen. De lengte werd verhandeld in ‘hanks’ van ca. 90 meter. Mortsel kende drie darmenfabriekjes. In het witte huis aan de Van Dijckstraat had je ooit het vellenkot. Lang voor de tijd dat de kunstdarmen werden uitgevonden, kwamen de slagers er darmen halen.

Worsten werden in drie soorten darm gemaakt. De traditioneelste manier was in een echte darm, meestal van varken, lam of rund en die zijn allemaal eetbaar. De darmen zijn nooit perfect recht. Vandaag worden darmen industrieel gemaakt van dierlijk eiwit, de onderhuid van een rund bijvoorbeeld. Ook die kan je eten. Hoe je het verschil ziet tussen een natuurdarm en een collageendarm? Worsten in natuurdarm zijn niet perfect recht en al helemaal niet identiek aan elkaar.

G. Quoidbach, het huis met de garages achterin

Het huis met de garages achterin

Petrus Frans Schoesetters was schepen en waarnemend burgemeester van 1900 tot 1903 en van 1916 tot 1921. De eerste keer verving hij Eduard Arsen, die plots op 3 maart 1900 overleed en die zelf nog maar een paar maanden daarvoor burgemeester Pieter Reypens was opgevolgd. Petrus was geboren Mortselaar (21 april 1864) en overleed in Mortsel op 10 juli 1939. Zijn nichtje Julia van den Bos woonde bij hem in en trouwde met Gerard Quoidbach die bij haar in 1920 introk. Ze vertrokken later naar de Kerkstraat 33, het huis met de garages achterin. Hij was kaashandelaar-kaasmaker en kwam uit Teuven (Voerstreek). Uit het land van Herve werd de lekkere streekkaas ingevoerd.

Hervekaas of Herfse kaas (Frans: Fromage de Herve) is een oorspronkelijk Limburgse oude kaas die sinds de 15de eeuw wordt gemaakt in het Land van Herve. Het vierkante kaasje heeft een indringende geur en wordt daarom Herfse of Limburgse stinkkaas genoemd. Dezelfde kaas werd vroeger ook in Maastricht en omgeving gemaakt. Hier werd en wordt meestal de naam Rommedoe (naar Remoudou) gebruikt.

De kaas heeft een vetpercentage tussen de 35 en 45%. Hij heeft een scherpe en sterke smaak, volgens traditie wordt de kaas met roggebrood, Luikse stroop en een kopje koffie gegeten. Herve is de aangewezen kaas om de maaltijd af te ronden, samen met een glas wijn, een oude portwijn of bruin abdijbier. Sommige koks serveren de Hervekaas niet alleen op een kaasschotel (bijvoorbeeld Tartiflettemet Hervekaas), maar gebruiken hem ook in de bereiding van salades, sauzen, crèmes brûlées.

Et. Th. Kluft, slijpstenen en zaagschijven

In nummers 100-102 aan de Kerkstraat was tot in de jaren 1980 de ‘Usine Kluft’ gevestigd. Het was een werkplaats waar men slijpstenen en slijpschijven fabriceerde. De firma werd in 1926 in Wallonië opgericht en in 1930 naar Antwerpen overgebracht. Om de voortdurende uitbreiding werd in 1942 een nieuw gebouw gezocht en gevonden in Mortsel. In de Belgische slijpsteenindustrie scoorde de firma Kluft hoog. Er werd geëxporteerd naar Nederland, Israël, Portugal, Noord-Afrika en Zaïre.

Pieter Jozef De Jaeck – na Lieven Gevaert de grootste industrieel van Mortsel

Massive is in Mortsel en ook ver daarbuiten een bekende naam in de verlichtingssector. De stichter van Massive, Pieter Jozef De Jaeck, is behalve in de parochie Sint-Lodewijk een onbekende. Nochtans is hij de stichter van een bedrijf dat, op het ogenblik dat het door de familie aan Philips werd verkocht, wereldwijd meer dan 4700 mensen tewerkstelde en zonder de gebouwen goed was voor 590 miljoen euro (De Tijd, maart 2008).

Pieter Jozef was een autodidact, erg leergierig en als kind gebruikte hij zijn vrije tijd om technische werken te lezen. Dat was niet naar de zin van vader. Lezen bracht immers geen geld in het laatje. Op een dag was de maat vol: vader stuurde de nodige verwijten naar zijn zoon. In plaats van ’s anderendaags naar school te gaan, ging Pieter naar Hoboken op zoek naar werk. Hij vond werk als leerjongen in een kopergieterij. Hij leerde er zandvormen maken, waarin het koper gegoten wordt. Na enkele maanden zei hij zijn werk op om aan het werk te gaan bij een klant van die gieterij, een fabrikant van koperen bedden. In dat beddenfabriekje leerde hij koperen onderdelen te bewerken en buizen te plooien.

De stichter van Massive, Pieter Jozef De Jaeck, is behalve in de parochie Sint-Lodewijk een onbekende.

Op zestienjarige leeftijd liet hij in de gieterij kruisbeelden en letters gieten. Na de werkuren werden ze thuis schoongemaakt, gepolijst en aan de zerkmakers rond het Schoonselhof in Hoboken verkocht. De nodige werktuigen daarvoor werden tweedehands gekocht met geld dat moeder hem, zonder medeweten van zijn vader, had geleend.

In de gieterij werden ook allerlei ornamenten voor luchters gegoten. Het was de periode waarin gasverlichting door elektrische verlichting verdrongen werd. De vraag naar elektrische verlichting bij de welgestelde burgers was groot en er was meer mee te verdienen dan met kruisbeelden en letters voor grafzerken. Pieter De Jaeck verliet de sector van de grafzerken en concentreerde zich volledig op ornamenten voor de luchtermakerij. Hij kocht een draaibank, maakte naast gegoten ook gedraaide onderdelen voor de verlichtingsindustrie. De zaken gingen goed. Hij verdiende genoeg om met Margriet Van Echelpoel te trouwen. Margriet was onderwijzeres in Hoboken en in die tijd mocht een gehuwde onderwijzeres geen les meer geven. Margriet werd dus ingeschakeld in de productie. Zij was de eerste werkneemster. De gebouwen van een failliet betonfabriekje aan de Krijgsbaan (nu Heirbaan 3) werden opgekocht, een volwaardige luchterfabriek met kopergieterij en een dertigtal werknemers werd opgericht.

Door zijn onverwoestbare werkkracht ontstond het verlichtingsconcern ‘MASSIVE’. Toen Pieter Jozef De Jaeck in 1994, vier dagen voor zijn 89ste verjaardag, overleed, telde het bedrijf meer dan tweeduizend werknemers.

Het verlichtingsconcern ‘MASSIVE’

Nog een anekdote over de naam ‘MASSIVE’. Toen P. J. De Jaeck in 1935 naar Mortsel was verhuisd en er luchters maakte, verkocht hij ook nog onderdelen aan andere luchterfabrikanten, zo ook aan Lustrerie Massive in Brussel. Toen deze failliet ging, was Pieter De Jaeck een der schuldeisers. Hij vroeg aan de curator geen geld, alleen de naam MASSIVE en het logo, een engeltje dat twee toortsen draagt, was voor hem voldoende. De curator vond dat een goede oplossing en ging in op zijn verzoek. Pieter De Jaeck mocht nu fabriceren en verkopen onder de naam ‘Lustrerie Massive P. J. De Jaeck’.

Met dank aan Jan Blommaert (Cultuurproject Dieseghem); Ann, Frank en Karl Jespers (familiearchief Jespers); Adriaan Linters (VVIA); John Claes (Minervaclub België); Norbert Koreman; Bruno Gastmans (MHK); Fotostudio José Berth

Bronnen

Jaarboek 1995 – Mortselse Heemkundige Kring (blz. 119–133), Biscuiterie Jespers Mortsel, vier generaties koekjesbakkers in Oude-God, M. Blom-Blokken; familiearchief Jespers, Kon. Vereniging voor de Biscuitnijverheid; Mortsels Stratenboek, B. Gastmans, blz. 355; Wikipedia; Agfa-Gevaert nv, een onderneming en haar architectuur, L. Roosens, Mortselse Heemkundige Kring Jaarboek 1996, blz. 7–34; Mortselse Heemkundge Kring, Jaarboek 1987, Andrea Callemin, Marcel Gruyaert, Een Indische Provo uit Mortsel, blz. 30-53; Jaarboek MHK 1987, De Kerkstraat, G. Wellens, blz. 184; Pieter Jozef De Jaeck, stichter van het verlichtingsconcern ‘Massive’, Jaarboek MHK 2009 blz. 39-45, Vandeneede Robert

Foto’s: © MHK, © M. Blom-Blokken, © Frank Jespers, © Albert Van Wassenhove, © R. Mullens, bewerking foto’s: © F. Van Roosendael

Tekst en redactie Dirk Brentjens

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met